Redactie - 11 april 2016

Kennis vermenigvuldigt als je het deelt

Het vastleggen van kennis is een vak apart. Kennis is het kunnen toepassen van verwerkte en begrepen informatie. Of zoals Wikipedia het stelt: ‘Kennis is dat wat geweten en toegepast wordt door de mens of als maatschappij als geheel’. In deze definitie spreek men over mensen, maar met de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie kunnen ook systemen steeds vaker kennis toepassen.

Bij kennis gaat het volgens Willem Verbeke om het creëren van een nieuw perspectief en een nieuw model voor een specifiek proces of fenomeen. De modellen zijn de feitelijke kennis – de zogenaamde ‘know-what’ – terwijl bij het verklaren van de fenomenen de focus ligt op de ‘know-why’. Sommige modellen stellen dat kennis die begrepen en toepasbaar is op een gegeven moment wijsheid wordt. Denk aan het oude Gildemodel van leerling, gezel en meester; waar uiteindelijk enkele gezellen het meesterniveau bereiken en uit toegepaste kennis nieuwe ‘know-why’ kunnen creëren.

Kennisvlucht
Onze maatschappij is steeds meer gebaseerd op kennisorganisaties, omdat het ‘eenvoudige’ werk de afgelopen decennia al redelijk is (weg-) geautomatiseerd. Maar toch is het vastleggen van kennis nog steeds een groot probleem voor veel organisaties. Er ontstaat al snel een ‘braindrain’ – of in goed Nederlands een kennisvlucht – als medewerkers de organisatie verlaten en hun expertise meenemen.

Dit geldt niet alleen voor organisaties, maar kan zelfs voor hele regio’s of landen gelden in de vorm van kennismigratie – het weglopen van hersenen – als hoogopgeleiden na hun opleiding uit het land vertrekken. Kennis behouden is dus niet alleen voor organisaties, maar voor onze hele maatschappij van groot belang om welvaart – en dus welzijn – te borgen. Internationale studenten die na hun afstuderen in Nederland blijven, zijn eengouden kans voor Nederland. Met de vergrijzing en afnemende groei moeten we als ‘immigratieland’ duidelijker de kennis benoemen die we als land op termijn nodig hebben.

Kennis immigratie
Nederland is altijd een immigratieland geweest en de import van kennis en kunde was een belangrijke basis voor onze Gouden Eeuw en latere perioden van grote welvaart. Dat kon wetenschappelijke, technische of nijverheids- en handelskennis zijn. Met de mechanisering en automatisering van onze maatschappij, wordt de behoefte aan kenniswerkers almaar groter. De digitalisering en daardoor automatisering van steeds meer van deze arbeid, creëert wel een probleem.

Farid Tabarki beschrijft dat treffend in zijn boek ‘Het einde van het midden’. We kunnen als consument direct digitaal bij onze leveranciers bestellen, daar is geen retail-tussenlaag – de middenstand – meer voor nodig. Ook verdwijnen veel administratieve tussenfuncties waardoor het middenkader langzaam verdwijnt. De decentrale organisatie wordt de norm en de door hem benoemde ‘vloeibare samenleving’ laat het midden van onze maatschappij verdwijnen. Hij stelt dat de reisagent, het middenkader van bedrijven, de docent, ja zelfs de natiestaat – die in het midden staat tussen de lokale burger en het overkoepelende Europa – eraan zullen geloven.

Kennisvastlegging
Voor de toekomst moeten we dus zuiniger worden op de kennis die we in huis hebben en deze kennis ook voor de toekomst stevig borgen. Kennis is immers niet meer zoals vroeger in een – wellicht wat ambtelijke – middenlaag in de organisatie vastgelegd. Of het zit al in digitale systemen, workflows, algoritmes of bestuursmodellen, of het zit in de hoofden van mensen, die steeds bewegelijker worden. Denk aan de tijdelijke inzet van deskundige zzp-ers die na een project weer vertrekken en hun eigen (nieuwe) ervaringen meenemen, maar zelden hun in de organisatie ingebrachte kennis goed (laten) vastleggen.

Gelukkig zijn er verschillende methoden ontwikkeld om deze kennisvastlegging handen en voeten te geven. Een mooi voorbeeld is Collin, dat over samenwerken gaat in lerende netwerken. Onze maatschappij is een netwerkmaatschappij geworden waar we op een nieuwe innovatieve manier moeten leren ‘leren’ in samenwerkende teams. De Collin-methodiek legt creatieve netwerken aan die beantwoorden aan natuurlijke relaties. Zoals de ontwerper en de gebruiker, de ontwerper en zijn leermeester, de gebruiker en ervaringsdeskundigen. Door deze natuurlijke relaties te voorzien van semantische gereedschappen, die in de cirkel ‘wat, waarom en hoe’ de verschillende rollen op natuurlijke manier verbindt en daardoor makkelijker de opgedane kennis laat vastleggen.

Intelligente producten
De Collin-methode is voortgekomen uit de nieuwe vormen van geïntegreerd ontwerpen die eind vorige eeuw mogelijk werden toe het productontwerp werd gedigitaliseerd met behulp van CAD-CAM systemen. Met Product Lifecycle Management systemen werd deze digitale productdefinitie vastgelegd en daar hoorde ook de noodzakelijke kennisvastlegging bij. Het in 2000 gestarte project Revival Technisch Onderwijs (RTO) heeft deze toen ontwikkelde methodiek ook in het technisch onderwijs verankerd.

Op dit moment vraagt deze semantische vastleggingsmethodiek een versie 2.0. In onze producten wordt steeds meer kunstmatige intelligentie vastgelegd, die op zichzelf ook weer een kennisachtergrond heeft die moet worden vastgelegd. Denk aan de algoritmes in de Google Car die deze slimme auto de uiteindelijke intelligentie geven om wel of geen auto-ongelukken te maken. Bij een verkeerd algoritme kan dit tot botsingen leiden, hetgeen laatst ookgebeurde, en dan is kennis van de ontwerphistorie van dat algoritme cruciaal.

Sine qua non
In een vorige blog meldde ik dat het aantal technische studenten gelukkig weer stijgt. Maar het onderwijs zelf, verdient ook een nieuwe aanpassing aan de nieuwe software-defined wereld. Hoe kunnen we die nieuwe wereld goed ontwerpen? Hoe leggen we de levenscyclus van een softwareontwerp gedegen vast? Overdraagbaar, onderhoudbaar tijdens die levenscyclus, compliant ten aanzien van wetgeving en randvoorwaarden. Een hele uitdaging om dat in een nieuw curriculum te verwerken.

Hoe ontwerpen we de slimme producten die ook nog eens actief met ons en ook met elkaar gaan communiceren? Hoe ziet de inhoud van het WAT eruit in zo’n nieuw integraal ontwerpproces 2.0 en op welke wijze wordt het natuurlijk leren tijdens dat proces – het HOE – op eenduidige vorm vastgelegd. Er is veel belangstelling om ons technisch onderwijs met een methodische wijze versie 2.0 klaar te maken voor de toekomst. Een wereld met slimme producten, het Internet of Things en intelligentere ecosystemen. Voor Nederland – als kennisland – is toepassing van deze ontwerpkennis een noodzakelijke voorwaarde, en dus het opleiden van deze mensen eveneens.

Door: Hans Timmerman, cto EMC Nederland