Wouter Hoeffnagel - 02 november 2015

Digitaal vaardigheidsbewijs moet verplicht onderdeel worden van basisonderwijs

Een internetdiploma of een digitaal vaardigheidsbewijs zou een verplicht onderdeel moeten worden van het basisonderwijs. Een dergelijk diploma is noodzakelijk om de Nederlandse interneteconomie veilig te stellen.

Dit schrijft de Nationale Cybersecurity Raad (CSR) in een advies aan de staatssecretarissen van Veiligheid en Justitie, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In het CSR zijn zowel de overheid, wetenschap als het bedrijfsleven vertegenwoordigd. De raad geeft zowel gevraagd als ongevraagd advies aan het kabinet over cybersecurity.

Gebrekkige kennis over digitale risico’s
De CSR waarschuwt dat de kennis bij jongeren over de risico’s van het internet gebrekkig is. Ook is er sprake van een ‘kwalitatief en kwantitatief tekort’ aan goed opgeleide jongeren om de groeiende hoeveelheid vacatures voor cybersecurity-experts op te kunnen vullen.

De raad stelt dat als Nederland niet voldoende investeert in cybersecurity dit de welvaart en maatschappij in Nederland niet ten goede komt. Het zorgen voor voldoende cybersecurity professionals en voorbereiden van de Nederlandse jeugd op de digitale toekomst is volgens de CSR noodzakelijk om de digitale toekomst van Nederland veilig te stellen.

Kinderen internetwijs maken
“Net als het behalen van een verkeers- of zwemdiploma, is het belangrijk dat al vanaf de basisschool kinderen internetwijs worden gemaakt. Het maakt ze bewust en ze raken geïnteresseerd in de digitale wereld”, zegt Dick Schoof, nationaal coördinator terrorismebestrijding en veiligheid (NCTV), tegenover het FD. Schoof stelt dat de noodzaak voor een internetdiploma hoog is. “Als we dit niet doen dan is de digitale veiligheid, nee de digitale toekomst in het geding.”

Daarnaast wijst Schoof op de economische voordelen die een digitaal vaardigheidsbewijs biedt. “Als we digitale kennis verplicht opnemen in het studiecurriculum lopen we daar onmiddellijk mee voorop in de wereld en levert het ons op termijn een concurrentievoorsprong op.”