Redactie - 21 november 2012

Europese organisaties missen inzicht in talenten medewerkers


Uit onderzoek van Oracle blijkt dat West-Europese organisaties de betrokkenheid van medewerkers, de rentabiliteit en de bedrijfsvoering kunnen verbeteren door gebruik te maken van talent management-oplossingen. Het onderzoek toont aan dat 95 procent van de organisaties in West-Europa erkennen dat talent intelligentie hun prestaties en financieel succes kan verbeteren. Echter, slechts een kwart (24 procent) van de ondervraagde organisaties is ‘zeer tevreden’ met het inzicht in talent van hun personeelsbestand dat zij momenteel hebben. Hieruit blijkt een aanzienlijke kloof tussen de ambities en mogelijkheden van veel organisaties.

Het rapport, ‘Understanding the Impact of Talent Intelligence: A Western-European study’, beschrijft wat bedrijven zien als de belangrijkste verwachte voordelen van extra investeringen in Talent Intelligence. Dat zijn winstgevendheid (54 procent) en besparing op de trainingskosten (53 procent). Het Oracle-onderzoek stelt verder vast dat datagedreven organisaties (Data-proficient organisations - DPO's) de waarde van talent intelligence-systemen beter herkennen dan organisaties die minder sturen op data (Data-deficiente organisaties DDO’s). 91 procent van de DPO's is van mening dat HR-afdelingen gegevens uit het personeelsbestand moeten inzetten om hun bijdrage aan de algemene doelstellingen zichtbaar te maken. Bij DDO’s ligt dit percentage op 70.

De helft van de DPO’s vindt dat HR een proactieve rol moet innemen in het bepalen van de organisatiestrategie, terwijl minder dan een vijfde van de DDO’s (19 procent) het hiermee eens is. Hieruit blijkt dat effectief gebruik van gegevens direct een positieve invloed heeft op de bedrijfsstrategie en -doelen. Aan het onderzoek hebben meer dan 300 beslissingsbevoegden uit middelgrote en grote organisaties uit het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland meegewerkt. Het is uitgevoerd door Loudhouse Research.

Obstakels: 43 procent van de organisaties beschouwt kosten als de belangrijkste barrière voor Talent Intelligence. Echter, de respondenten geven aan dat de potentiële extra winst en besparingen mogelijk opwegen tegen de kosten. Gebrek aan uitvoerende ondersteuning (32 procent) en aan analytische vaardigheden (29 procent) worden tevens genoemd als obstakels in het adoptieproces.

Prestatieverbetering medewerkers: West-Europese organisaties zien ‘quality of hire’, oftewel verbetering van het totale aannamebeleid, als belangrijkste factor in de bevordering van zowel de employee value (wat biedt een organisatie haar medewerkers) als prestaties (57 procent). Opvolgingsplanning en talent mobiliteit worden gezien als minder urgent. Slechts iets meer dan een kwart (28 procent) van de organisaties geeft prioriteit aan het ontwikkelen van opvolgingsplannen voor top performers ter verbetering van de bedrijfsresultaten.

De waarde van gegevens: Veel van ondervraagde organisaties onderschatten de waarde van hun data. Ze vinden toegang tot betrouwbare gegevens belangrijker dan er een bepaalde waarde aan te hangen. Bijvoorbeeld 43 procent van de organisaties vindt dat de productiviteit de resultaten positief beïnvloedt. Toch heeft maar 47 procent toegang tot deze gegevens.

Ontwikkelen van talent: Het voltooien van de vereiste training wordt gezien als de belangrijkste leer- en ontwikkelingsfactor (43 procent) in het verbeteren van de prestaties van medewerkers. Zo’n 59 procent van de respondenten heeft toegang tot deze gegevens. Deze focus zal waarschijnlijk zijn ingegeven door regelgeving of interne governance-verplichtingen.

Opvolgingsplanning: Ondanks de huidige snel veranderende werkomgeving, waar medewerkers gemakkelijk van organisatie en functie wisselen, wordt opvolgingsplanning en mobiliteit van talent beschouwd als de minst belangrijke factor voor verbetering van de bedrijfsresultaten in West-Europa. Slechts een derde van de respondenten heeft openstaande vacatures voor leidinggevende posities ingevuld met bestaande werknemers, terwijl 39 procent bedrijfskritische functies heeft waar nog geen geïdentificeerde opvolger voor bekend is.