Redactie - 13 februari 2012

Privacy onder druk: de waarde van persoonsgegevens


Sporen van gebruikers op internet worden steeds meer door innovatieve partijen gebruikt om nieuwe, gepersonaliseerde diensten aan te bieden. Een Europese studie door TNO en consultancybedrijf RAND Europe toont aan dat internetinnovatie nadelig uitpakt voor de privacy van gebruikers. Het advies luidt om bescherming van persoonsgegevens niet langer alleen als een recht te beschouwen, maar ook een economische waarde aan deze gegevens toe te kennen.


Persoonlijke data zijn de nieuwe valuta voor de online diensteneconomie, waarin diensten op maat worden aangeboden, denk aan reisinformatie en de bonuskaart van de Albert Heyn met kortingen en advertenties op maat. Internetgebruikers hebben echter geen idee welke sporen ze precies achterlaten en wat er met die informatie gebeurt. In een verkennende studie in opdracht van het Europees Parlement onderzochten TNO en RAND de wederzijdse relatie tussen internetinnovatie en privacy: is innovatie voor- of nadelig voor privacy? En: welk effect heeft privacy op innovatie? Werkt privacy belemmerend om te innoveren? De onderzoekers beschouwen internetinnovatie als een gelaagd fenomeen waarbij niet alleen technologische ontwikkelingen, maar ook nieuwe diensten (alles in de cloud), gebruikersgedrag (zoals het gebruik van social media om een product te boycotten) en institutionele veranderingen (nieuwe ge- en verboden in de omgang met persoonsgegevens) bijdragen aan innovatie.  

Innovatie nadelig voor privacy 
Een belangrijke conclusie uit de studie luidt dat de innovatie die nu plaatsvindt nadelig uitpakt voor privacy. Marc van Lieshout, TNO: ‘De mobiele platforms van vandaag slaan voortdurend op waar je bent en zenden door wat je doet. Die gegevensstroom leidt tot allerlei nieuwe diensten, zoals het vinden van een restaurant dat aansluit bij jouw smaak. Bij de ontwikkeling van die nieuwe diensten is de aandacht vanuit innovatieve bedrijven voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer beperkt. Google Streetview is bijvoorbeeld niet uit zichzelf, maar pas naar aanleiding van rechtszaken ‘face-blurring’ technieken gaan gebruiken om de privacy van mensen te beschermen. Er ontstaat wel een niche-markt waarin bedrijven zich onderscheiden door het aanbieden van privacyvriendelijke diensten. Het blijkt echter lastig voor bijvoorbeeld de privacyvriendelijke social networking site Diaspora om te concurreren met Facebook die dat niet is en al een enorme voorsprong heeft.’  

Economische waarde toekennen
Een derde belangrijke conclusie is dat regelgeving nodig is, gezien het geringe zelfregulerend vermogen van bedrijven. Met alleen het recht op de bescherming van persoonsgegevens is de moderne consument onvoldoende beschermd. Persoonsgegevens vertegenwoordigen een economische waarde. Dit zou consumenten meer mogelijkheden moeten geven om te onderhandelen over prijzen en aangeboden diensten. Van Lieshout: ‘Bij Facebook zou je als gebruiker moeten kunnen onderhandelen over de waarde van jouw persoonsgegevens. Maar ook bij een AH Bonuskaart zouden mensen rechten kunnen ontlenen aan de gegevens die Albert Heijn hiermee verkrijgt. Nu zegt Facebook dat je diensten krijgt in ruil voor gegevens en AH biedt je kortingen. Echter, de daadwerkelijke waarde van die gegevens verzilveren zij, en niet de consument van wie die gegevens afkomstig zijn.’ Deze verbreding betekent ook dat het belangrijk is om privacyrecht in samenhang met consumentenrecht en mogelijk ook eigendomsrecht te beschouwen.  

Begripsvorming vergroten
In de verkennende studie is naast interviews met vooraanstaande organisaties, waaronder Google, Microsoft en Nokia, een aantal cases onderzocht die duidelijk maken in welke richting internetinnovatie zich beweegt. Cloud computing, location-based services, behavioural advertising, RFID en biometrie laten ieder een andere dimensie van innovatie zien: outsourcing van diensten, gebruikmaking van iemands locatie of interesses om diensten aan te bieden, informatie over de inhoud of locatie van producten en gebruikmaking van lichaamskenmerken voor bijvoorbeeld toegangscontrole. Met deze studie levert TNO een bijdrage aan de beleidsagenda en visievorming van het Europese Parlement door de begripsvorming te vergroten van wat zich online ‘onder water’ afspeelt. Dat is van belang voor de nieuwe regelgeving op het gebied van privacy die het Europees Parlement binnenkort moet behandelen. TNO verbindt in de studie privacy & identity-beleid aan innovatieprocessen en technologische ontwikkelingen.