Redactie - 30 april 2011

Datastrategie versus data-opslagstrategie: Deel I


Iedere IT-organisatie heeft wel beleid gemaakt hoe om te gaan met data-opslag. Hoe slaan we de data op die de onderneming maakt? Hoe realiseren we beschikbaarheid, continuïteit, opslagmanagement en alle zaken die daarbij verder van belang zijn?
Maar een opslagstrategie is slechts een onderdeel van het veel ruimere begrip datastrategie. Een databeleid gaat over de hele levenscyclus van bedrijfsdata, van het ontstaan tot en met het vernietigen (of eeuwig bewaren). Een datastrategie is op zijn beurt weer onderdeel van een informatiestrategie, ofwel Informatie Lifecycle Management. Hierbij staat centraal hoe een onderneming verantwoordelijk omgaat met alle informatie die wordt gecreëerd, gevonden, toegestuurd, gebruikt, verspreid en beheerd.

Opslag is in een datastrategie operationeel natuurlijk een belangrijk aspect, data moet immers altijd adequaat beschikbaar zijn en blijven. Als dat echter goed is ingevuld, is dat aspect verder niet spannend meer. Veel belangrijker is het inzicht in data: het ontstaan, het gebruik, de gebruikers, de veiligheid, de groei, het onderhoud, het archiveren en het vernietigen van die data. Als ik bedrijven vraag naar hun datastrategie, blijkt dit vaak niet heel veel meer te zijn dan hun storage en back-up invulling. Het gaat meestal over de technische oplossing die is gekozen, functioneert op zich goed, maar het is slechts een bouwsteen van het overkoepelende begrip informatiemanagement.

Filosofie
Nu kun je uren filosoferen over de beste technieken voor opslag, back-up en archivering, het zijn en blijven slechts technisch operationele oplossingen om een functie binnen het data lifecycle management proces te realiseren. Het is het onderdeel van de techniek die steeds meer onder de motorkap verdwijnt en waar de gebruiker en zelfs de technisch beheerder, zich niet meer mee bezighoudt.

Je kunt het vergelijken met een auto. Tegenwoordig is een auto één en al informatietechniek. Er zijn veel achterliggende managementsystemen die het geheel regelen; stuur, gaspedaal, rem en dashboard vormen de communicatie met het geïntegreerde automanagement systeem. Hoeveel operating-systemen (OS) daarvoor nodig zijn, is voor mij als gebruiker echt niet interessant. Het gaat om de functionaliteit. Als een systeem beter kan functioneren met een tweede of derde OS is dat prima. De “one size fits all”-benadering is niet echt meer van belang. Het platform van waaruit de gebruiker de toepassingen bedient en beheert, is het onderscheidende onderdeel, en daaronder kunnen specifieke gevirtualiseerde operating-systemen functioneren. Graag zelfs, want hierdoor kunnen deelfuncties vele malen effectiever worden uitgevoerd en heb ik geen omkijken meer naar technische deel- en integratiefuncties.
 
Hans Timmerman (CTO EMC Nederland)