Redactie - 14 november 2012

Nederlandse economie groeit nauwelijks in 2013; mondiaal groeiherstel blijft beperkt tot 3,75%


In 2013 zal de Nederlandse economie nauwelijks groeien, met een bescheiden percentage van 0,25%. De omvang van ons Bruto Binnenlands Product (BBP) is daarmee eind volgend jaar nog steeds kleiner dan voor de crisis die in 2008 begon. Wereldwijd moet de economische groei grotendeels uit de opkomende markten komen, maar deze zijn allerminst ontkoppeld van de ontwikkelingen in de industrielanden. Onder invloed van vooral de eurocrisis zal het mondiale groeiherstel in 2013 dan ook beperkt blijven tot 3,75%. Dat schrijven economen van Rabobank in de vandaag gepresenteerde Visie op 2013.

In ons land zorgt de export ervoor dat onze economie in 2013 niet krimpt. Volgend jaar staat wederom in het teken van forse bezuinigingen. Met een omvang van 15 miljard euro is de begrotingsconsolidatie ongekend. Dit trekt een grote wissel op de particuliere consumptie, die ook volgend jaar naar verwachting verder afneemt. De bedrijfsinvesteringen zullen licht toenemen, maar het volume ligt nog steeds ver onder het niveau van voor de crisis.

Omschakeling naar duurzamere economie steeds belangrijker
Ook de komende jaren zal de economische groei in ons land slechts zeer gematigd blijven en niet veel hoger uitvallen dan circa 0,5%. Hiervoor is een aantal oorzaken. Zo leidt een schuldencrisis altijd tot lagere groei na afloop ervan. De geleende groei moet immers later worden terugbetaald. In internationaal perspectief zijn vooral de brutoschulden bij Nederlandse huishoudens hoog. Daar staat weliswaar (pensioen- en huizen-)vermogen tegenover, maar brutoschuldposities maken ons gevoeliger voor vermogenseffecten. Daarnaast, en meer structureel, leiden onder andere de demografische ontwikkelingen -vergrijzing en op termijn bevolkingskrimp- tot een lager groeitempo, evenals de noodzakelijke overgang naar een duurzamere economie. Laatstgenoemde ontwikkeling kost namelijk op korte termijn groei, maar levert wel een houdbaardere samenleving op. Voor ons als Westers land is een omschakeling naar een duurzamer groeimodel dan ook belangrijker dan alleen maar streven naar hoge economische groei. Niet alleen de overheidsfinanciën moeten we kunnen overdragen naar toekomstige generaties, maar ook de manier waarop wij omgaan met de aarde. Gezien het hoge welvaartsniveau in Nederland is dat ook mogelijk.

Europa stelt markten nog niet gerust
In de bezwering van de Europese schuldencrisis wordt schoorvoetend vooruitgang geboekt. De meest recente stap van de ECB waarin zij aangaf bereid te zijn om in beginsel onbeperkt staatsobligaties van zwakke landen op te kopen, heeft voor een wending gezorgd. Ging het eerst twee stappen achteruit en voorzichtig eentje vooruit, nu lijkt dat proces in elk geval voor wat betreft het sentiment in de markten omgedraaid; we gaan twee stappen vooruit en zetten er dan met enige regelmaat ook weer eentje terug.

De markten blijven druk zetten op verregaande en verdergaande wederzijdse schuldgarantie, iets wat in generieke termen wordt aangeduid met ‘begrotingsunie’. De crisis is dus geenszins over, maar de crisissfeer is een stuk hanteerbaarder geworden en speculaties over het einde van de euro zijn met alle ingrepen –vooral met die van de ECB–weer enigszins verstomd. Omdat ook deze weg hoogstwaarschijnlijk met horten en stoten zal worden gevolgd, kan het vertrouwen en daarmee ook de financiële omgeving gedurende 2013 nog de nodige nieuwe deuken oplopen. Bovendien resteert zelfs na volledige oplossing van de crisis nog een jarenlang aanhoudende beleidsinspanning om de structurele hervormingen volledig door te voeren en de opgelopen economische en budgettaire schade te herstellen.
 
Economische risico’s blijven aanzienlijk
De economische risico’s blijven evenwel aanzienlijk. Voor de jaren na 2013 zijn de Rabobank-onderzoekers voorzichtig optimistisch. Het teleurstellend trage economische herstel in de eurozone is namelijk een resultante van de pijnlijke vorm van macro-economische herbalancering binnen de muntunie. De structurele hervormingen en het concurrentieherstel beogen deze herbalancering grotendeels te verankeren. Zij ondersteunen bovendien het groeipotentieel van Zuid-Europa dat daarmee op termijn weer kan bijdragen aan het groeivermogen van Noord-Europa. De Rabo-economen benadrukken dat het herstellen van het groeivermogen op lange termijn zou moeten prevaleren boven de budgettaire aanpassingen op korte termijn. Binnen de kaders van het aangescherpte Europese Stabiliteits- en Groeipact pleiten zij voor meer coulance naar landen die met hun structurele hervormingsagenda op koers liggen, maar de begrotingsdoelen niet halen door economische tegenvallers. Een dergelijke benadering helpt ook mee om het (sociaal-politieke) risico op bezuinigings- en hervormingsmoeheid te beheersen. De Europese economie zal 2012 afsluiten met een krimp van 0,5%, maar in 2013 opkrabbelen met een groei van 0,5%.
 
Vooral in opkomende economieën nog beleidsruimte
De afweging voor beleidsmakers tussen het verder doorvoeren van noodzakelijke bezuinigingen en hervormingen enerzijds en het (verder) oprekken van de beleidsruimte om de economische groei te ondersteunen anderzijds is te zien in vrijwel de gehele geïndustrialiseerde wereld. En daar waar voldoende beleidsruimte aanwezig is –en dat is met name in een aantal opkomende economieën het geval– is men vooralsnog terughoudend met het benutten ervan om het kruit droog te houden voor barre tijden. Een nadrukkelijke uitzondering op deze regel vormen de Noord-Afrikaanse landen en het Midden-Oosten, waar de overheidsuitgaven aan inkomensondersteuning als uitvloeisel van de Arabische Lente van 2011 zijn toegenomen. In de mondiale context is dit echter niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat.
 
Thema: financieren voor groei
Tegelijkertijd met de macro-economische Visie op 2013 verscheen ook de themabrochure Financieren voor groei. Hierin staat de vraag centraal hoe ondernemingen hun groei (kunnen) financieren. De Rabo-economen hebben de vermogensstructuur van het Nederlandse niet-financiële bedrijfsleven geanalyseerd en concluderen dat het grootbedrijf zijn (vaste) activa voor een belangrijk deel financiert met aangetrokken eigen vermogen, terwijl het midden- en kleinbedrijf (MKB) voor zijn financiering vooral is aangewezen op vreemd vermogen. Ook constateren zij dat de financiële slagkracht van het Nederlandse bedrijfsleven op macroniveau nog steeds op peil is, ondanks dat de buffers in de afgelopen jaren zijn aangetast. Minder goed nieuws is dat de winstgevendheid sinds het uitbreken van de huidige crisis fors is afgenomen. Daardoor is het moeilijker geworden om groei te financieren met gerealiseerde winsten.