Redactie - 29 september 2011

Effect innovatiemiljarden niet duidelijk


Het is niet duidelijk of de verdubbeling van de rijksuitgaven voor het innovatiebeleid effect heeft gehad. Dat blijkt uit het rapport ‘Innovatiebeleid’ dat gisteren verscheen. Sinds 2003 hebben meerdere kabinetten geprobeerd innovatie in Nederland te stimuleren. Vanaf 2003 steeg het budget van 1,8 miljard per jaar tot 3,7 miljard in 2010. Het kabinet-Rutte/Verhagen zet het innovatiebeleid voort onder de naam ‘Bedrijvenbeleid’ en heeft op Prinsjesdag aangekondigd de uitgaven aan innovatie te willen verhogen tot € 3,8 miljard in 2015.

De Algemene Rekenkamer vindt dat de minister zich moet inspannen om de effecten van innovatiebeleid zichtbaar te maken. Op dit moment is niet openbaar welke bedrijven hoeveel geld krijgen, en wat zij daarmee precies doen. Wanneer de minister het mogelijk maakt om het innovatiegeld te volgen tot aan het bedrijf dat het geld ontvangt, wordt het gemakkelijker om de prestaties en effecten de komende jaren in kaart te brengen. Een voorbeeld daarbij is de Amerikaanse website recovery.gov.

Het innovatiebeleid heeft tot doel het innovatief vermogen van de Nederlandse economie te vergroten. Of dit lukt is niet duidelijk. Onbekend is of het aantal bedrijven dat innoveert sinds 2003 is gestegen. Het aandeel investeringen in Research and Development (R&D) van het totaal aantal private investeringen in het bedrijfsleven is niet gestegen maar gedaald van 1,01% in 2003 naar 0,88% in 2009. In 2011 stond Nederland 7e in de lijst van economieën met het grootste concurrentievermogen, het doel was in 2008 om de top-5 te bereiken in 2011. 

Rijksoverheid kan maar beperkt leren van evaluaties

Doordat evaluaties nauwelijks inzicht geven in het effect van de innovatie-investeringen heeft de Rijksoverheid nauwelijks kunnen leren van de ervaring die sinds 2003 is opgedaan. De evaluaties van het innovatiebeleid bevatten onvoldoende informatie om te kunnen bepalen welke instrumenten wel en welke niet werken. Daardoor kan de minister van Economie, Landbouw en Innovatie (EL&I, voorheen EZ) geen goed onderbouwde keuze maken over welke instrumenten uit het innovatiebeleid hij in het bedrijvenbeleid wil voortzetten. Op 13 september jl. heeft de minister de uitwerking van dit nieuwe beleid in een brief aan de Tweede Kamer gepresenteerd.

Het ‘bedrijvenbeleid’ van de minister van EL&I lijkt erg op het innovatiebeleid van zijn voorgangers van Economische Zaken. Zowel het bedrijvenbeleid als het innovatiebeleid bestaan uit een mix van specifiek en generiek beleid. Specifiek beleid moet leiden tot versterking van innovatie in bepaalde gebieden. Deze gebieden (topsectoren in het bedrijvenbeleid) zijn bijna dezelfde voor zowel bedrijvenbeleid als innovatiebeleid. Daarnaast zijn alle bedrijven doelgroep van generiek beleid. Generiek beleid moet leiden tot meer innovatie bij meer bedrijven. Hiervoor zet de minister van EL&I meer in op fiscale regelingen in plaats van de subsidies waar zijn voorgangers de voorkeur aan gaven.  

Coördinatie van innovatiebeleid door EL&I noodzakelijk

De minister van EL&I coördineert het Nederlandse innovatiebeleid. Hij is aanspreekpunt voor het innovatiebeleid en moet zorgen voor samenhang. Behalve EL&I hebben Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Infrastructuur en Milieu (I&M) eigen innovatiebeleid met eigen budget. Ook is er een fiscale faciliteit voor R&D-activiteiten onder verantwoordelijkheid van de minister van Financiën. Daardoor weet de minister van EL&I niet of alle inspanningen bijdragen aan het overkoepelde kabinetsdoel, namelijk versterking van het innovatievermogen. Dat maakt coördineren lastig. De Algemene Rekenkamer constateert bovendien dat het aantal regelingen en subsidies om innovatie te bevorderen sinds 2003 sterk is toegenomen, terwijl het toenmalige ministerie van EZ juist minder en eenvoudigere regelingen en instrumenten voor innovatiebeleid wilde. Volgens de Algemene Rekenkamer is een nadrukkelijker invulling van de systeemverantwoordelijkheid en de coördinerende rol bij het bedrijvenbeleid noodzakelijk om coördinatie mogelijk te maken.  

Reactie minister van EL&I

De minister van EL&I geeft in zijn reactie op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer aan dat hij de hoofdlijnen en conclusies van het rapport onderschrijft. Hij wil stappen ondernemen om inzicht te krijgen in het effect van zijn bedrijvenbeleid. Hoe hij dit precies wil doen wordt niet duidelijk. Opvallend is dat de minister terughoudend is met het nadrukkelijker invullen van zijn coördinerende rol. In zijn reactie spreekt hij niet tegen dat de coördinatie van het innovatiebeleid gebrekkig was, maar hij gaat ook niet in op de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om de coördinatie nadrukkelijker vorm te geven. Minimaal zouden volgens de Algemene Rekenkamer de betrokken departementen op vergelijkbare wijze prestaties en effecten in kaart moeten brengen. Alleen dan krijgt de coördinerend minister van EL&I een integraal beeld van de resultaten van het hele innovatiebeleid.